Login / Subscribe

Language: English | Nederlands | Français | Italiano | Espańol | Euskara

Login / Subscribe   
News and Media > Newsfeeds

 
Amsterdamse sperziebonen
Telesport.nl 28 June 2017 / 06:00

Voor het eerst in 19 jaar lijkt er weer een Nederlandse sprinter een kans te maken op een ritzege in de Tour de France. Jeroen Blijlevens was in 1998 in Chôlet de laatste landgenoot die zich in La Grande Boucle de rapste toonde. Het afgelopen jaar heeft Amsterdammer Dylan Groenewegen bewezen dat hij de complete mondiale sprinttop kan verslaan. In de rijwielzaak in de Rivierenbuurt, die al drie generaties lang in handen is van de familie Groenewegen/Zieleman, zocht TELESPORT naar zijn roots. Alles ademt passie voor de fiets en liefde voor de koers. De piepkleine fietswinkel met daarachter de nóg kleinere werkplaats heeft met tientallen bekers, bokalen en kampioensshirts veel weg van een museum, maar tegelijkertijd ook van een huiskamer. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat wordt in de Reggestraat in het hartje van de Amsterdamse Rivierenbuurt vooral gekletst. Zeg maar, geouwehoerd over wielrennen. Zeker nu kleinzoon en zoon Dylan Groenewegen de komende weken op jacht gaat naar een ritzege in de Tour de France.'Het lijkt weer net als vroeger'Eerlijk is eerlijk. Sinds Dylan Groenewegen (24) regelmatig tegen de besten van de wereld massasprints wint, is het veel drukker in de rijwielzaak. Zijn gewonnen wielershirts trekken de aandacht en iedereen wil van opa Ko Zieleman en vader Gerrie Groenewegen wel weten hoe het met de jongste telg in de familie gaat. „Het lijkt weer net als vroeger”, herinnert opa Ko zich. „Toen ik in de jaren vijftig begon met het bouwen van racefietsen was het hier in de zaak ook altijd bomvol. De ene na de andere wielrenner kwam binnen. Er werd echter meer gepraat dan dat er fietsen werden gerepareerd of verkocht. Als ik ’s avonds naar boven ging, dacht mijn vrouw dat de portemonnee vol was omdat er veel mensen over de vloer waren geweest. Dat viel meestal tegen, maar het was altijd héél gezellig.”De Amsterdamse humor regeert nu nog steeds in de fietsenwinkel in de volkse Reggestraat. In 1928, het jaar van de Olympische Spelen in Amsterdam, opende Dylans overgrootvader hier al een rijwielzaak. Het kamertje waar opa Ko geboren werd, dient nu als fietsenstalling. Binnen deze muren lijkt de wielermicrobe overdraagbaar. De inmiddels 84-jarige opa Ko was ook een verdienstelijke wielrenner, totdat hij erachter kwam dat er nog meer verleidingen in het leven waren. Toch bleef de fiets hem bekoren. „Ik zag dat Louison Bobet op een fiets reed met zijn eigen naam. Dat vond ik schitterend. Dat wilde ik ook. Zodoende ben ik racefietsen gaan bouwen onder mijn eigen naam Ko Zieleman. Alles keurig afgewerkt, met mooie kleuren en de naam van de wielrenner in het frame gegraveerd. Net zoals de Bianchi van Fausto Coppi.”'Gevoel voor schoonheid'Toppers in spe als Hennie Kuiper, Leo van Vliet, Herman Snoeyink en Michael Boogerd kwamen uit alle windstreken naar de hoofdstad om een ’Ko Zieleman’ op maat te laten maken. Het mooiste compliment kreeg opa Ko toen de heren van de Italiaanse onderdelenfabrikant Campagnolo zijn winkel bezochten. Ze waren in het buitenland nog nooit fietsen tegen gekomen die er zo Italiaans uitzagen. „Dat gevoel voor schoonheid heeft Dylan ook. Een mecanicien van de ploeg haalt zijn fiets er zo uit; die is altijd picobello in orde. Zoals hij er zelf ook het liefst zo gesoigneerd mogelijk uitziet”, zegt vader Gerrie.Die liefde voor de fiets heeft Dylan er natuurlijk met de paplepel ingekregen. „Als klein jongetje zat hij urenlang in de werkplaats om te kijken hoe we een fiets maakten. Hij lijkt misschien een stil kereltje, maar er zit enorm veel pit achter. Dylan geeft zich echter niet snel bloot en reageert daarom soms een beetje ongeïnteresseerd. Hij weet daarentegen verdomd goed wat hij wil.”'De wereld zou te klein zijn'Zijn vijf jaar oudere zus Maxime ging als eerste koersen, maar op zijn zevende was de kleine Dylan eveneens niet meer te stoppen. Met voetballen kon hij niks winnen, na een goed gereden koers keerde hij meestal met een grote beker terug. Dat was veel uitdagender. „Voor zijn zevende verjaardag heb ik een racefiets in de kleuren van de ploeg van Peter Post voor hem gemaakt. Ik heb nog nooit een gozertje zo apetrots zien kijken”, vervolgt opa Ko met een glimlach. „Aan die fiets mag niemand komen. Hij staat nu in de winkel en je wilt niet vragen hoeveel mensen al gevraagd hebben of-ie te koop is. De wereld zou te klein zijn als-ie verkocht zou worden.”Waar zus Maxime zich in de jeugdcategorieën ontpopte met fanatisme, was Dylan veel gelatener. Het eerste wat vader Gerrie dacht toen zijn kinderen aangaven dat ze wilden gaan koersen: ’Jezus, daar gaan we weer.’ Eigenlijk was hij totaal niet blij met die keuze. „Ik was er na mijn eigen carrière wel klaar mee. Al die opofferingen, al die weekeinden waarin je stad en land afreist. Ik heb als voorwaarde gesteld dat we alle verjaardagen zouden blijven vieren en dat we ook gewoon bij kennissen over de vloer zouden gaan. Zeker Maxime was heel fel. Ze legde de lat enorm hoog. Het was nooit goed genoeg. Ik deed mijn winkeltje al dicht om op het brommertje een training met haar te doen. Al werd ze Nederlands kampioene door iedereen op twee rondes te rijden, dan nog was ze niet tevreden over zichzelf. Er werd over niks anders meer gesproken. Op het etensbord werden koerssituaties met de sperziebonen nagebootst.”'Bootje varen in Vinkeveen'„Snap jij nu waarom ik al jaren geen bonen meer eet”, vult opa Ko met een knipoog aan. Nee, Dylan was daarentegen juist heel rustig. De fiets, de fiets en verder niets, dat was zeker niet zijn levensmotto. Hij fietste eerst langs de Amstel tot aan een bootje. Op een dag toen het bootje er niet was, gaf vader Gerrie aan om iets verder te gaan. De kleine Dylan weigerde dat. Hij gaf precies zijn grenzen aan. „Een eigen wil heeft Dylan altijd gehad. Hij maakte ook tijd voor zijn vrienden en andere sporten vrij. Het was niet zo dat wielrennen zijn hele leven in beslag nam. Zo ging hij als junior nog regelmatig in de zomer bootje varen in Vinkeveen. Toen wist hij al precies wat hij deed. Daarom zit er waarschijnlijk nu ook nog rek in”, aldus zijn vader.Dat Dylan een geboren winnaar is, weten ze in de Rivierenbuurt al jaren. Het verwondert zijn opa en vader geenszins dat hij na een verloren sprint niet te genieten is. Vader Gerrie: „Als peuter zocht hij in alles al de competitie op. Kwam hij terug met zijn moeder van het boodschappen doen, dan werd het een wedstrijd wie als eerste thuis was. En het aantal keren dat hij binnenshuis de trap opstormde om als eerste boven te zijn, zijn ontelbaar. Spelenderwijs is die mentaliteit erin geslopen.”'Dat joch zit vol gein'Al ziet opa Ko ook het typische Amsterdamse karakter in Nederlands nieuwste sprinter terug. „Neem maar de helft wat hij zegt serieus. Het kan ook zo maar fantasie zijn. Dat zit een beetje in de familie. Dat joch zit vol gein en wil altijd lol maken.”Waar de bravoure en humor in het gesprek de overhand nemen, zo stil zullen beiden zijn tijdens de laatste kilometers van een sprintersrit in de Tour. Opa Ko: „Ik kan er niet tegen. Mijn hele maag is dan van streek door de spanningen. Van alles spookt er door mijn hoofd. Als ie maar geen pech krijgt in de finale. Als, als, als... Pfff.. Man, ik slaap drie weken niet. Ik ben er de hele dag mee bezig. Als ik geen vrouw meer zou hebben, dan zou ik 21 dagen lang van ’s ochtends tot ’s avonds voor de buis zitten. Ook als ik naar een koers van Dylan ga kijken, dan ben ik niet te genieten. Laat mij dan maar in mijn eentje rondlopen. Ik ga het liefst op 200 meter van de streep staan. Daar waar Dylan de sprint moet aangaan.”

Comments
No comments posted


 




--- advertisement ---